Toen er honderd jaar voorbij waren, kwam er een koningszoon naar het kasteel. Met zijn zwaard baande hij zich een weg door de doornige haag en hij slaagde erin om ongedeerd in de vertrekken te komen. Hier sliepen de vliegen op de muur, de hele hofhouding en de koning en koningin in hun vertrekken. In de toren vond hij uiteindelijk Doornroosje – zo mooi en lieflijk dat hij haar wel moest kussen…